Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom heb Ik ook u verachtelijk en [27]onwaard gemaakt voor het ganse volk, [28]dewijl gij Mijn wegen niet houdt, maar [29]het aangezicht aanneemt in de wet. 27. Hebr. laag, neder. 28. Hebr. naar den mond dat gijlieden niet zijt onderhoudende Mijne wegen; dat is, de manier van leven, die Ik ulieden in Mijne wet heb voorgeschreven, en die allen godzaligen betaamt. 29. Dat is, in zaken der wet, in de verklaring der wet. Of tegen de wet, dat is, waar hij behoort te richten naar de wet, zo richt gij het naar het aanzien van den persoon, naardat gij hem gunstig zijt of ongunstig. Zie Ezech.22:26; Zef.3:4. Zie van deze manier van spreken, Gen.19:21, en Lev.19:15. Anderen nemen de woorden van den tekst aldus: Gij verheft het aangezicht tegen de wet; dat is, als gij den rechten zin der wet verdraait, zo gaat gij nog stoutelijk daarheen met opgeheven hoofd.